Volgt in 1905 avondlessen schilderkunst, architectuur, boetseren en houtsnijkunst op Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Vervolgens vanaf 1911 een kunstopleiding aan het Nationaal Hoger Instituut te Antwerpen. Leeft van dan samen met zijn model en latere vrouw Eugenie Liekens.
Als soldaat, tijdens WOI ontsnapt hij aan de internering in Middelburg, duikt onder in Amsterdam en volgt hij lessen aan de academie te Amsterdam en verdiept zich later in de Japanse prentkunst die hij ontdekt in het Prentenkabinet te Leiden.
In zijn schilderen wordt Van Straten sterk beinvloed door de Franse kunstenaar Henri Le Fauconnier (1881-1946) die ook n Amsterdam woont. Dit is zeer duidelijk te zien in de schilderijen (Landschappen en stillevens met chrysanten) die hij na de eerste wereldoorlog mee uit Amsterdam brengt.
Naast zijn houtgraveerkunst, waarin hij uitmuntte, beoefende hij ook de lithografie en de schilderkunst, waarin hij een zeer zinnelijk humanisme tot uiting bracht.
Samen met Frans Masereel, de gebroeders Cantré en Joris Minne hoort Henri Van Straten tot de bekende Vijf, die na de Eerste Wereldoorlog de Vlaamse houtsnijkunst renoveerden. Van Straten is een van de oprichters van het avant-garde tijdschrift Lumière.
In de jaren twintig schildert hij vaak naakten maar ook andere thema’s komen aan bod : stillevens, portretten en zelfportretten. Hij gebruikt vaak lineaire motieven uit de Afrikaanse kunst. Qua stijl leunen deze werken sterk aan bij de Nieuwe Zakelijkheid, vooral zijn portretten en zelfportretten.
Het hoogtepunt uit die periode van intensief schilderen en tekenen vormt zijn tentoonstelling in galerie La Boussole in Antwerpen in 1929 met 65 schilderijen en 14 tekeningen. Het zal de enige tentoonstelling tijdens zijn leven blijven en zijn schilderijen blijven dan ook vrij lang een redelijk onbekend aspect van zijn werk.
Vanaf 1933 verblijft hij te Heide-Kalmthout. Bij het uitbreken van de oorlog werkt hij in het Museum Plantijn-Moretus en voor de Nationale Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid. Hij verdwijnt spoorloos in september 1944, te voet op weg van Antwerpen naar Kalmthout, vermoedelijk tijdens het bombardement van Merksem.
En 1905, il suit des cours du soir de peinture, d'architecture, de modelage et de sculpture sur bois à l'Académie des Beaux-Arts d'Anvers. Oar la suite, à partir de 1911, une formation artistique à l'Institut national supérieur d'Anvers. Dès lors, il vit avec son modèle et plus tard son épouse Eugénie Liekens. Outre son art de la gravure sur bois, dans lequel il excellait, il pratiquait également la lithographie et la peinture, dans lesquelles il exprimait un humanisme très sensuel. Avec Frans Masereel, les frères Cantré et Joris Minne, Henri Van Straten fait partie des Cinq célèbres qui ont rénové la sculpture sur bois flamande après la Première Guerre mondiale. Van Straten est l'un des fondateurs du magazine d'avant-garde Lumière. Dans sa peinture, Van Straten est fortement influencé par l'artiste français Henri Le Fauconnier (1881-1946) qui vit à Amsterdam. Cela se voit clairement dans les peintures (Paysages et natures mortes aux chrysanthèmes) qu'il a emportées d'Amsterdam après la Première Guerre mondiale.
Dans les années ‘20, il peint souvent des nus, mais d'autres thèmes sont également abordés : natures mortes, portraits et autoportraits. Il utilise souvent des motifs linéaires de l'art africain. En termes de style, ces œuvres sont très proches de la Nouvelle Objectivité, en particulier ses portraits et ses autoportraits.
Le point culminant de cette période de peinture et de dessin intensifs est son exposition de 1929 à la galerie La Boussole à Anvers, avec 65 peintures et 14 dessins. Elle restera la seule exposition pendant sa vie et ses peintures ont longtemps été un aspect assez méconnu de son œuvre.
À partir de 1933, il réside à Heide-Kalmthout. Au début de la guerre, il travaille au Musée Plantin-Moretus et au Service national de l'emploi et du chômage. Il produit aussi des imprimés de propagande pour l'occupant allemand et travaille également pour des organisations de collaboration. Il a disparu sans laisser de trace en septembre 1944, alors qu'il se rendait à pied d'Anvers à Kalmthout, vraisemblablement lors du bombardement de Merksem.