Victor Marie Hugo (Besançon, 26 februari 1802 – Parijs, 22 mei 1885) was een Frans schrijver, dichter, essayist en staatsman en wordt beschouwd als een van de belangrijkste en invloedrijkste Franse romantische auteurs van de 19e eeuw. Hij schreef romans, gedichten, toneelstukken, essays en politieke toespraken en liet ook een uitgebreide briefwisseling na.
Hugo’s eerste volwaardige roman, Le dernier jour d'un condamné (De laatste dag van een veroordeelde), verscheen in 1829 en toonde al het sociale geweten dat later in vele van zijn werken zou doorschemeren. Het werk zou latere schrijvers zoals Albert Camus, Charles Dickens en Fjodor Dostojevski beïnvloeden. In 1831 verscheen Hugo’s eerste grote roman: Notre-Dame de Paris (De klokkenluider van de Notre Dame). Het werk was zo succesvol dat het al gauw in verschillende Europese talen werd vertaald. Het was gedeeltelijk de bedoeling om de stad Parijs ertoe aan te zetten de verwaarloosde Notre Dame-kathedraal te restaureren.
Na de staatsgreep van Napoleon III, waarbij deze een antiparlementaire grondwet instelde, keerde Hugo zich volledig af van de nieuwe keizer en zocht hij toenadering tot de republikeinse linkerkant. Hugo noemde de keizer openlijk een verrader van Frankrijk. Nadat hij geprobeerd had het volk op te zetten tot verzet, werd Hugo met arrestatie bedreigd en ging hij in ballingschap. Hij vluchtte eerst naar Brussel, toen naar het Kanaaleiland Jersey en vestigde zich uiteindelijk op Guernsey, waar hij zou leven tot 1870, zelfs al had Napoleon III in 1859 amnestie verleend aan alle ballingen.
In 1862 verscheen zijn sociaal bewogen roman Les Misérable die hij in Waterloo schreef.
Hugo was niet alleen een zeer begenadigd schrijver, maar ook een talentvol tekenaar. Tijdens zijn leven heeft hij zo’n 4000 tekeningen geproduceerd. Oorspronkelijk was dit slechts een hobby, maar de hobby werd steeds belangrijker naarmate hij zich meer ging toeleggen op de politiek en minder op het schrijven. Zozeer zelfs dat tekenen zijn creatieve uitlaatklep werd in de periode 1848-1851.
Hugo werkte alleen op papier en meestal in klein formaat. Zijn tekeningen waren gewoonlijk in donkerbruin of zwart, met soms witte accenten, maar zeer zelden in kleur. De meeste van zijn tekeningen doen verrassend genoeg vrij modern aan en kondigen experimentele technieken aan die men kent uit het surrealisme of het postimpressionisme. In het begin zijn zijn tekeningen nog vrij realistisch, maar met zijn verbanning en de confrontatie met de zee worden ze meer en meer fantastisch.
Hij gebruikte allerlei materialen om te tekenen: van stencils over inktvlekken (die hij al dan niet door "pliage" deed ontstaan, cf. Rorschachvlekken) tot houtskool (op het uiteinde van een lucifer) en zijn vingers. Soms gebruikte hij zelfs koffie of roet om de gewenste resultaten te behalen. Er is zelfs gemeld dat Hugo met zijn linkerhand tekende zonder naar het blad te kijken, of gedurende seances om zijn onderbewuste te laten spreken, een concept dat later werd verspreid door Sigmund Freud.
Hugo publiceerde zijn tekeningen nooit, maar gebruikte ze wel om zijn familie en vrienden mee te verblijden, bijvoorbeeld als nieuwjaarskaart of als visitekaartje. Enkele van zijn werken werden aan kunstenaars van zijn tijd zoals Vincent van Gogh en Eugène Delacroix getoond, die ze zeer apprecieerden. Ook Charles Baudelaire liet zich positief uit over Hugo’s tekeningen. Hugo gebruikte zijn tekeningen ook om zijn eigen werk te illustreren, zoals hij gedaan heeft voor Les Travailleurs de la Mer.